STANK ALS DANK
U heeft het vast weleens meegemaakt. Je doet je stinkende best voor iemand en je krijgt stank voor dank. Oké, niet letterlijk, maar toch. Er zit een luchtje aan die reactie. Het uitblijven van een “dankjewel”, niet geheel fris. En dat zit je niet lekker. Je hebt er een beetje buikpijn van. En na verloop van tijd heb je je buik er definitief vol van als je weer eens te hoop loopt tegen dat penetrante luchtje van zoveel ondankbaarheid. En dát is het moment dat je het niet meer op kunt houden. Je loopt verbaal leeg. Het zou moeten opluchten, maar dat doet het niet. De ander ervaart je als een opgezette blaaskaak met een defect ontluchtingssysteem. De lucht is vervuild en bezwangerd van onbegrip. Kortom, niet meer te harden.

De natuur weet als geen ander hoe geuren in te zetten. Elke luchtje heeft een reden. Verleidelijk. Afstotend. Maar altijd met als doel het bestaan te beschermen. Zichzelf te beschermen tegen hongerige natuurgenoten. Of juist een medebewoner te verleiden jou te voeden dan wel voort te planten. Dat gaat allemaal heel natuurlijk.
Wij mensen daarentegen doen er alles aan om onze natuurlijke luchtjes te verdoezelen met zeep en parfums uit flesjes en spuitbussen. Een prachtig gevormde, gezonde drol, die zojuist zijn weg naar buiten heeft gevonden, wordt met afgrijzen en dichtgeknepen neus zo spoedig mogelijk doorgespoeld, waarna we de in de wc-pot achtergebleven herinneringssporen, met zweetdruppels op het voorhoofd, grondig wegpoetsen. Om daarna met een flinke scheut bleekmiddel de dreigende resterende bacillen en poeplucht én het milieu de nek om te draaien. De anus wordt met milde kamilledoekjes schoongeveegd totdat deze geurt alsof we kamille poepen. Ja, we zijn heel voortvarend in het uitpoetsen van onze eigen lichaamsgeuren.

Best vreemd wel als je ziet hoe andere diersoorten hun geuren juist met trots presenteren en uitdelen. Het is een vorm van communicatie die de ander meteen heel duidelijk maakt waar die aan toe is. Daar is dus zelden sprake van stank voor dank. Geen woorden maar geuren.

In huiselijke kring worden wij regelmatig geconfronteerd met natuurlijke uitlaatgassen. Meestal wordt daar handelend op gereageerd. Een raam openen, even wapperen met een krant of een waarschuwing dat de lucht ditmaal ietwat kruidiger uitvalt.
Bij Lotje werkt dit allemaal anders. Zij is het type dat volkomen de andere kant op kijkt als darmgassen, en daarmee voor ons ondraaglijke geuren, haar ontglippen en bij ons de neusslijmvliezen doen samentrekken. Dat is overigens een talent waar menigeen jaloers op kan zijn. Wij weten immers niet hoe klein we ons moeten maken wanneer ons in een gezelschap een wind ontglipt die altijd indringender meurt dan we zouden wensen. Het schaamrood op je kaken wijst de omstanders direct de herkomst van de stank.

Vanaf het moment dat Lotje als mager minikatje bij ons binnenkwam, liet zij van zich ruiken. Met het plaatsen van haar geurvlaggen veroverde zij zich haar plek in huis. Die plek werd ruimer en ruimer. Wij stoven uiteen en deden deuren en ramen wijd open wanneer het schattige kattenkind haar toilet in de bak had gemaakt en tevreden de kamer weer binnen trippelde. Niet te harden waren de luchten die uit haar kattenboudoir opstegen.
Maar wij begrepen het nog niet. Lotje laat tevredenheid geuren. Wanneer zij zich ontspant, ontspant tevens haar sluitspier en treft ons een odeur die qua elementen het rijkste parfum overstijgt.
Spinnend en tevreden knijpogend vlijt zij zich languit naast en over je heen. En dan kleurt de lucht zacht grijsgroen…

Wij noemen het de ‘dankbaarheids-odeur’. Terwijl wij rustig proberen door te ademen zeggen we haar, liefdevol strelend, hoe schattig en lief ze is. Onweerstaanbaar. Dank voor stank.
Stel je eens voor zeg als wij mensen dát ook naar elkaar zouden kunnen…..
