LOtto
Met drie poezendames in huis is er regelmatig herenbezoek. De katers hebben allemaal zo hun eigen manier om de dames te imponeren. Zo is daar de grijs-witte zonder staart. Zonderstaart compenseert het niet hebben van een staart met een wat nonchalante langzame tred. Hij heeft, voor zover ik weet, geen voorkeur voor één van de dames. Gemakshalve gaat hij er van uit dat ze alle drie in katzwijm vallen wanneer hij voorbij komt. Ook is er een zwart-wit heerschap dat regelmatig even in de tuin komt liggen. Het liefst in de loop van keukendeur naar tuinhek. Dit heerschap kijkt altijd boos. Het maakt hem er bepaald niet aantrekkelijker op en zonder succes keert hij telkens huiswaarts. Er zijn nog heel wat andere belangstellenden, maar geen van allen krijgt ook maar een kattenpoot aan de grond. Behalve één: Herr Otto von Bismarck. Rood en rank gebouwd. Beschaafd, bescheiden en charmant. Otto is het type dandy. Altijd schoongewassen en een beeldig bandje om de hals. Met zijn hoge zangerige stem een castraat pur sang.

Juultje heeft interesse in kat noch poes. Zij is de witte Tomboy. Een lage stem. Stevig gebouwd. Vieze snuit, poten of staart, het boeit haar niet. Kalm, beetje stoer en onaangedaan gaat zij haar gang. Heren laat ze links of, als het zo uitkomt, rechts liggen. Fientje wil wel aandacht maar geen man. Zij blaast haar longen uit het kattenlijf wanneer een kater in haar territorium verschijnt. Trouwens ook daarbuiten.
Nee, dan Lotje. Lotje heeft niets met katers op. Überhaupt niet met welk wezen dan ook van het andere geslacht. Veel te rumoerig. Al die bravoure en opdringerigheid. Niets van dat al voor haar. Behalve Otto. Otto en Lotje zijn uit hetzelfde hout gesneden. Gevoelig en lichtgeraakt zoeken zij elkaar regelmatig op. Naast elkaar liggend op de sofa in de tuin zijn zij het levende voorbeeld van hoofse liefde. Diva en dandy. Lotje en Otto. Samen Lotto.