ALS EEN HANDSCHOEN PASSEN

/ augustus 19, 2021

Er zijn mensen die beweren niet van katten te houden. Dat kan zijn, maar het gaat mij om de reden waaróm zij dat beweren. Vaak hoor ik iemand zeggen; “Ik ben een hondenmens”. En du moment dat iemand dit uitspreekt zie ik iets voor me dat ik mij, al zou ik katten niet zo leuk vinden, toch duizend maal liever een ‘Kattenmens’ zou willen noemen. Maar dat geheel terzijde. Iedereen heeft zo zijn of haar voorkeuren en dat we allemaal verschillend zijn maakt het leven beslist levendig.

Nu zijn er ook mensen die beweren dat alle katten hetzelfde zijn. En dan noemen ze een rijtje met treurige karaktereigenschappen waarvan ik me dan altijd weer afvraag hoe ze zo’n rijtje kunnen bedenken. Ik bedoel maar, waar haal je al die negativiteit vandaan? Hoe komen al die bewoordingen in je op? Herkennen zij iets en houdt de kat hen een spiegel voor? Of speelt er een tikkeltje afgunst mee? En dan kijk ik nog eens en zie een ‘hondenmens’ met zo’n heel lijstje onaardige uitspraken. Zo triest. Voor hond en kat. Je doet ze hiermee immers geen van beiden eer aan. De strijd om welk schepsel de voorkeur verdient ga ik niet meer aan. Maar dat alle katten hetzelfde zouden zijn zal ik blijven ontkennen. Om gegronde redenen welteverstaan.

Mijn drie dames zijn op alle mogelijke manieren totaal verschillend. Qua kleur, formaat, karakter, voedselvoorkeur en eetgedrag. Ze behoren alle drie tot de Felidae, de katachtigen, en zijn alle drie van het vrouwelijke geslacht, maar daarmee is dan ook alles gezegd. Fientje is grijs en ervaart haar leven in het algemeen als een hondenleven. Zij is de jongste van de drie en ook nog eens een nakomertje. Het impliceert dat zij altijd als laatste haar eten voorgeschoteld krijgt. Dat gebeurt namelijk op basis van anciënniteit. Alle reden om mistroostig en met een gevoel van absolute miskenning door het leven te gaan. Juultje, leliewit (behalve als zij van buiten weer binnenkomt), is de relaxtheid zelve. Zij weet als geen ander plekjes te bedenken om uren lang genoeglijk te liggen. Wanneer het eten geserveerd wordt likt ze luid smakkend de smurrie droog en laat haar zusters het restant. Het leven is oké en kome wat kome. Lotje, de zwarte Grande Dame, bewaakt haar koninginnerijk met een grandeur van ongekende klasse. Zij houdt van Rust, Reinheid en Regelmaat. En van handschoenen.

Van jongs af aan brengt Lotje alle mogelijke spullen naar huis. De enige overeenkomst tussen deze gebrachte waar is dat het geen bloed, gevederte dan wel een harenvacht heeft. Het beweegt niet en stribbelt eveneens niet tegen wanneer Lotje besluit het mee te nemen. In de loop der jaren is gebleken dat zij een zwak heeft voor handschoenen. Sokken zijn eveneens in trek bij haar, maar handschoenen zijn onweerstaanbaar. Alle soorten en maten en kleuren. Net zo divers als het geslacht der Felidae. De oergeluiden die zij produceert bij het binnentreden van tuin en woning doen het ergste vermoeden. Getuige deze klanken moet het op z’n minst toch een edelhert of moeflon zijn wat zij haar kroondomeinen binnensleept. Niets is minder waar. Maar deze geluiden maken zelfs een veroverde handschoen indrukwekkend.

Naar het waarom zij dit doet kunnen we enkel gissen. Persoonlijk tref ik liever een handschoen ’s morgens naast mijn bed dan de troosteloze aanblik van wat eens rondliep of -fladderde. Ik vermoed dat een romantische inborst Lotjes zwak voor handschoenen verklaart. Zij wil er iets mee zeggen. Dat kan overigens van alles zijn. Het feit dat zij mij bijna dagelijks een handschoen toewerpt zou kunnen betekenen dat ik door haar word uitgedaagd. Bijvoorbeeld om naar beneden te komen om het ontbijt te serveren. Van oudsher waren het de middeleeuwse ridders die hun tegenstanders letterlijk de handschoen toewierpen. Dit was het teken dat zij die tegenstander uitdaagden tot een tweegevecht. Wanneer de handschoen door de andere partij werd opgeraapt was daarmee de uitdaging aangenomen. Elke morgen dat ik de door Lotje gebrachte handschoen opraap rest mij dus geen andere keuze dan te doen wat er van mij verwacht wordt. Soms neemt de enige man in huis, te weten mijn geliefde, de handschoen voor mij op. Oorspronkelijk betekent dit dat hij de verdediging van mij op zich neemt. Hij treedt dan voor mij in het krijt. Krijt stamt af van het Duitse ‘Kreis’ wat ‘cirkel’ of ‘afgebakende ruimte’ betekent. Het strijdtoneel. Dat kan de slaapkamer, de overloop, de trap, de zitkamer, de bijkeuken of de tuin zijn. Wanneer één van ons de handschoen heeft opgenomen is Lotje zo gedwee als een zeemleren handschoen. Dan gooit zij haar handschoen in de ring en toont ons haar lieftalligste zelf. Dit duurt echter slechts tot na de maaltijd. Dan is deze strijd nog niet gestreden. Want nooit, nooit zal zij die opgeven. De strijd dat wij er voor haar zijn en niet andersom. Dat zij aan ons ook maar iets verplicht zou zijn, sluit voor haar als zes vingers in een handschoen. Wij zijn kattenmensen met een hondenleven. Dát past haar als een handschoen. En ik zou niet anders willen.

Brunhilde

Deel dit Bericht